De oostrand van Bretagne is van oudsher een grensgebied. Bretagne hoort pas sinds het einde van de 15e eeuw bij Frankrijk – daarvoor was het lange tijd zelfstandig. Aan die ligging aan de grens heeft deze streek versterkte burchten te danken, en levendige handel. Een roadtrip door de Marches de Bretagne, ook bekend als de Portes de Bretagne.
Het is nog vroeg als we aan de koffie met croissants zitten, op het terras van Les Voyageurs, in hartje Vitré. Een bedrijvig stadje, met een van de laagste werkloosheidscijfers van Frankrijk. Dat is goed te zien aan de drukte op het plein en het tegenovergelegen monumentale station, ingewijd door Napoleon III. We gaan de verrassende binnenstad in.
De vele smalle straatjes met oude vakwerkhuizen maken Vitré tot een van de weinige intacte gotische stadscentra van Europa. Victor Hugo schreef er al over en vergeleek Vitré met Neurenberg (Duitsland) en Vittoria (Spanje). De vele huizen uit de 15e en de 16e eeuw tonen de rijkdom en de diversiteit van de stadsarchitectuur. Waar je ook kijkt, de kleuren van de houten vakwerkhuizen zijn een lust voor het oog, en overal vind je mooie gebeeldhouwde details op de gevels. Hoogtepunten van de perfecte Vitré-beleving zijn de rue d’En-Bas en de rue de la Baudrairie. De rijke handelslieden in lakens en linnengoed hebben indrukwekkende gotische panden nagelaten, en overal in Europa kwam men kooplui uit Vitré tegen. De eerste reis om de wereld over land is gemaakt door Pierre-Olivier Malherbe, zoon van een lakenkoopman uit Vitré.
Van de drie kerken is de 15e-eeuwse Notre-Dame de mooiste. De rijke kooplieden uit de binnenstad hebben volop bijgedragen aan de bouw en vooral de versiering van deze indrukwekkende kerk. Als je binnenkomt, valt meteen op dat schip en koor niet helemaal in een rechte lijn liggen. Dat zijn de beperkingen van het bouwen op rotsgrond in een volle binnenstad. Verrassend is de preekstoel aan de buitenkant.
Het grotendeels 13e-eeuwse kasteel van Vitré torent hoog en imposant boven de Vilaine uit. Al zeker tien eeuwen bevindt zich hier een versterkte burcht. De twee enorme artillerietorens Saint-Laurent en La Madeleine werden er in de 14e eeuw bij gebouwd om het kasteel nóg sterker te maken en de Bretonse grens nóg beter tegen de Franse invaller te verdedigen. In de 16e eeuw werden veel Renaissance-elementen toegevoegd. Ze zijn nog goed zichtbaar ondanks dat het kasteel in later jaren bijna tot ruïne verviel. Na 1820 kwam het kasteel in handen van de stad Vitré en diende het als gevangenis en later als museum en stadhuis.
De stadsmuren zijn vooral aan de noordkant van de oude stad bewaard gebleven. Stadspoortje Poterne Saint-Martin is nog bijna authentiek. Je komt er via een steegje vanaf het place Notre-Dame. Het was een kleine voetgangerspoort die de oude bovenstad met de Vilaine en haar wasplaatsen verbond.
Vanaf de stadsmuren heb je een mooi overzicht op het voormalige klooster Saint-Nicolas met haar aanpalende kapel en de faubourg du Rachapt, een voorstadswijk, eveneens met vakwerkhuizen. Ver beneden de oude binnenstad stroomt de Vilaine, hier nog een lief kabbelend beekje. Vanaf hier kun je naar de Pré des Lavandières afdalen, bij de inwoners een geliefde picknickplek.
Even buiten de stad vinden we kasteel Les Rochers-Sévigné, in de 17e eeuw het domein van Marie de Rabutin-Chantal, beter bekend als Madame de Sévigné. Zij verdeelde haar tijd tussen Parijs en Vitré en schreef veel brieven – vooral aan haar geliefde dochter in Zuid-Frankrijk. Mme de Sévigné hield van de natuur en het grote bos werd haar park, waar ze veel tijd doorbracht. Haar brieven waren van een hoog literair gehalte en geven een geweldig inzicht in het leven van de adel op het platteland.
De rondleiding neemt je vanaf de orangerie mee door de kasteeltuinen naar de middeleeuwse toren en de markante kapel, waar ook het terras bij de golfbaan een mooi uitzicht op biedt.
Verder lezen? Het gehele artikel is te lezen in En Route Magazine #158.