Jarenlang was Nancy slechts een geografisch ijkpunt waar reizigers op weg naar het zuiden achteloos voorbijsnelden. Maar dat begint te veranderen. Steeds vaker kiezen cultuurminnaars de stad voor een lang weekend weg, vanwege de vele art-nouveaupanden, de majestueuze place Stanislas en de geringe afstand; want ‘La Ville aux Portes d’Or’ ligt op nauwelijks drie uur rijden van Maastricht. We gaan op ontdekking langs de art-nouveauparels van Nancy.
Niks geen sigarettenpeuken op straat of graffiti op de muren. Zodra ergens graffiti wordt gesignaleerd, laat de gemeente dat binnen een dag verwijderen.
In het Musée de l’École de Nancy waan je je moeiteloos in een roman van Guy de Maupassant
Het had weinig gescheeld of hét art-nouveaupronkstuk van Nancy was ten prooi gevallen aan de stedelijke vernieuwingsdriften in de 20e eeuw: brasserie Excelsior, een fraai voorbeeld van de ‘School van Nancy’ in het stationsgebied, stond op de nominatie om plaats te maken voor betonnen hoogbouw. Dat het gelukkig nooit zover is gekomen, danken we aan een vereniging van cultuurbewakers die zich uit protest aan het gebouw vastketenden en daardoor de sloop wisten af te wenden.
De groeiende populariteit van Nancy komt mede door de herwaardering voor art-nouveauparels als brasserie Excelsior. Toen het etablissement in 1911 zijn deuren opende, was het meteen ongekend populair bij treinreizigers en de plaatselijk beau monde. Iedereen keek zijn ogen uit. Voor de inrichting waren dan ook de grootste decoratieve kunstenaars ingezet: de lampen kwamen uit de fabriek van Antonin Daum, de meubels en het ijzerwerk waren van Louis Majorelle en Jacques Gruber tekende voor de gebrandschilderde glas-in-lood-ramen. We komen deze mannen straks opnieuw tegen, want ze hebben een belangrijke stempel gedrukt op de geschiedenis en de charme van de hoofdstad van het departement Meurthe-et-Moselle.
We zouden Nancy echter tekort doen als we de nadruk alleen op de art nouveau leggen. Het is een bruisende studentenstad, waar vooral de faculteiten Rechten en Medicijnen floreren. Dat er ook veel studenten kunstgeschiedenis rondlopen, komt vooral omdat de stad een architecturale diversiteit kent die zo’n achthonderd jaar bouwhistorie overbrugt. Maar daarover zo dadelijk meer.
Laten we beginnen met een bezoek aan het Parc de la Pépinière, in het centrum van de stad. ’s Ochtends vroeg is dit het domein van joggers, ’s middags van studenten en flanerende Nancéiens, en ’s avonds vinden er vaak klassieke concerten of danspartijtjes plaats. Inderdaad, ‘danspartijtjes’ is een wat oubollig woord, maar het past zo bij dit lieflijke park waarin je je als bezoeker veilig en gelukkig voelt. Zo is er een rozentuin met bankjes en een piepklein dierentuintje waar een paar bokken zijn te zien en een familie van luidruchtige pauwen het gezag lijkt te voeren.
De zuid-uitgang van het park leidt naar de place Stanislas, het kloppende hart van de stad. Hier wordt in één oogopslag duidelijk waarom Nancy ‘La Ville aux Portes d’Or’ wordt genoemd: op de hoeken van het plein en ook tussen de prestigieuze gebouwen in zijn sierlijk vergulde toegangshekken geplaatst, die het geheel een koninklijke allure geven. En dat was ook de bedoeling van hertog Stanislas Leszczyński (zie kader Stanislas), die het plein in de 18e eeuw liet verrijzen ter meerdere glorie van zijn schoonzoon Louis XV. Toentertijd heette het dan ook nog de place Royal, maar in 1831 kreeg het zijn definitieve naam, ter ere van de markante man die met dit bouwkundige hoogstandje de oude en de nieuwe stad op sublieme wijze wist te verbinden.
We mogen de place Stanislas niet verlaten zonder binnen te zijn gegaan bij het Musée des beaux-arts de Nancy. Hier maken we kennis met enkele artistieke zonen van de Lorraine, onder wie industrieel ontwerper Jean Prouvé, schilder Émile Friant en vooral Jean Daum, die in 1875 een glasfabriek oprichtte en daarmee wereldnaam vergaarde. Een groot deel van zijn magnifieke vazen- en lampencollectie is te bewonderen op de benedenverdieping, waarvan de rechtermuur wordt gevormd door de opgegraven verdedigingswerken uit de 16e en 17e eeuw.
De place Stanislas is een uitstekend beginpunt voor mooie wandelingen die u niet allemaal in één dag kunt doen. Daarvoor is er te veel te zien in de verschillende stadsdelen. Haal bij het Office de Tourisme, op de hoek van het plein en de Rue des Dominicains, een plattegrond en een kaartje waarop de fraaiste art-nouveaupanden zijn aangeduid. Op dat kaartje zie we al meteen in welke drie wijken deze het sterkst zijn geconcentreerd. In elk geval niet in het centrumdeel ten noordwesten van het plein, want dat dateert grotendeels nog uit de middeleeuwen en de renaissance.
We bereiken deze Ville Vieille via de imposante Arc Héré, de place Vaudémont en de Grande-Rue, waar al meteen een heel andere, haast dorpse sfeer hangt. Deze straat leidt naar een aantal prachtige bouwwerken, zoals de neogotische Basilique Saint-Epvre en het hertogelijk paleis uit de 16e eeuw, waarin het Musée lorrain is gevestigd. Aan het einde van de Grande-Rue staat de 14e eeuwse Porte de la Craffe, een dubbele stadspoort met torens die ooit als gevangenis dienden.
Tegenwoordig is de Ville Vieille vooral ’s avonds een levendig quartier, waar de place Saint-Epvre grotendeels uit restaurants en terrassen bestaat en de Rue des Maréchaux vrijwel helemaal. De Nancéiens hebben de straat daarom inmiddels de bijnaam ‘Rue Gourmande’ gegeven.
Zoals gezegd verbindt de place Stanislas de oude stad met het winkelgebied dat grotendeels in de 19e en 20e eeuw werd aangelegd. Hier vinden we dan ook de eerste uitingen van art nouveau. Vooral de Rue Saint-Jean herbergt een paar in het oog springende exponenten van de École de Nancy. Niettemin zit het fraaiste voorbeeld verscholen achter de gevel van de Crédit Lyonnais bank uit 1901 (nr. 7 bis-9). Ga hier dus even naar binnen en werp een blik naar boven. Heeft u ooit zo’n schitterend glazen dak gezien? Het is het werk van Jacques Gruber, die we al eerder tegenkwamen in brasserie Excelsior.
Verderop in de straat, op de hoek met de rue Chanzy, trekt opnieuw een bankgebouw de aandacht: de Banque Charles Renauld, tegenwoordig de BNP Parisbas. Gebouwd in 1910, tijdens de hoogtijdagen van de art nouveau. Louis Majorelle – inderdaad, ook van brasserie Excelsior – was hier verantwoordelijk voor het sierlijke smeedijzer van balustrades en trapleuningen binnenin het pand.
Al wandelend zal het u misschien opvallen dat Nancy zo’n schone stad is (schoon in de zin van proper). Niks geen sigarettenpeuken op straat of graffiti op de muren. Zodra ergens graffiti wordt gesignaleerd, laat de gemeente dat binnen een dag verwijderen. Een ontmoedigingsbeleid dat zijn vruchten afwerpt, want de reinigingsdienst hoeft al steeds minder vaak uit te rukken. Goed geregeld dus, door de Nancéiens.
Ondertussen hebben we het Centraal Station bereikt, waarachter zich een statige, residentiële wijk bevindt. Na de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871 werden de Elzas en een deel van Lotharingen geannexeerd door Duitsland. Nancy bleef echter Frans, wat ertoe leidde dat veel industriëlen zich in de stad vestigden. Er brak een gouden tijd aan, met als gevolg dat ten westen van het station een prestigieus stadsdeel verrees. Tal van meesterlijke art-nouveauvilla’s zijn in die periode ontstaan én behouden gebleven. De bekendste is Villa Majorelle, vernoemd naar opdrachtgever Louis Majorelle, die uiteraard zelf het gracieuze, op planten en bloemen geïnspireerde smeedijzerwerk voor zijn rekening nam. Dat Jacques Gruber de gebrandschilderde ramen vervaardigde, had u waarschijnlijk al geraden.
Villa Majorelle doet nog altijd dienst als kantoor en is daarom alleen in de weekenden te bezoeken onder begeleiding van een Franstalige gids. Wie daar tegenop ziet, moet evenwel tóch gaan. Al is het alleen maar om de buitenkant te bewonderen. En ook vanwege de andere belle-époquevilla’s in de directe omgeving, zoals L’immeuble Georges Biet, het Maison du Dr. Jacques en de ‘rijtjeshuizen’ aan de rue Félix Faure. Hoe luxueus en rijk gedecoreerd dergelijke huizen en boudoirs destijds waren ingericht, zien we in het Musée de l’École de Nancy; een aangenaam, niet te groot museum waar je je moeiteloos in een roman van Guy de Maupassant waant.
Aangezien de gemiddelde mens slechts van een beperkte hoeveelheid kunst per dag kan genieten, bewaren we de art-nouveauvilla’s die buiten het centrum liggen voor morgen. Laten we terugkeren naar het winkelgebied rond de place Charles III, waar de overdekte markthal plaats biedt aan meer dan honderd kramen. Elke dag is het hier een drukte van belang, hoewel het gebouw qua bedrijvigheid wordt overtroffen door het tegenovergelegen Centre Commercial Saint-Sébastien. Dit twee etages tellende winkelcentrum wordt vooral gedomineerd door kleding- en schoenenzaken. Geen wonder dat Nancy een winkelstad bij uitstek is. En o ja, de winteruitverkoop begint hier al een week eerder dan elders. Dus, dames …
Het centrum van Nancy heeft meerdere parkeergarages. Vlak achter de place Stanislas vindt u Vinci Park place Stanislas (6, rue Claude Charles). Als u langer in de stad bent, kunt u beter langs de Quai Sainte-Catharine parkeren. Dat is aanzienlijk goedkoper.
Vlak bij het Centre Commercial Saint-Sébastien ligt dit ogenschijnlijk eenvoudige restaurant. Maar wacht tot u de eerste gang hebt geproefd, ...
Hervé en Laurence Fourrière hebben ‘Le Capucin Gourmand’ kortgeleden gerenoveerd en omgetoverd tot het gastronomische lounge-oord ‘Le Capu’. In comfortabele ...
Al sinds 1850 een populaire ontmoetingsplaats, vooral vanwege het terras aan de place Stanislas. Zowel in de klassiek aangeklede brasserie ...
Dagelijks geopend chocolatier-confiseur in een poppenhuisje tegenover brasserie Excelsior. In een 19e eeuwse sfeer worden hier de fijnste snoeperijen verkocht, ...
Hier worden ze verkocht: de enige echte macarons, zoals ze ruim 200 jaar geleden al door de benedictijnse nonnen Marguerite ...