Lourdes, stad van hoop, plastic prullaria en massatoerisme. Wat een contrast met de rust en de massieve bergpartijen van het groene achterland. Toch zijn ze onafscheidelijk met elkaar verbonden en nodigen ze allebei uit tot verwondering en reflectie.
Sœur Bernadette Moriau (79) leed al veertig jaar aan hevige rugpijn, gebruikte morfine en kon nauwelijks nog lopen. Op advies van haar huisarts ging ze in 2008 op bedevaart naar Lourdes. Niet om genezing af te smeken, want die hoop had ze al lang opgegeven, maar te bidden voor kracht. Enkele dagen na haar bezoek aan de Rozenkransbasiliek en de grot van Massabielle hoorde ze plotseling een geheimzinnige stem die haar gebood korset en krukken weg te doen. Dat deed ze, en tot haar stomme verbazing constateerde ze dat ze weer normaal kon lopen en de pijn volledig was verdwenen.
Na een grondig onderzoek dat bijna tien jaar duurde en waarvoor een 35-koppig internationaal medisch comité werd ingeschakeld, erkende de bisschop van Beauvais in februari van dit jaar de genezing van Bernadette Moriau officieel als het 70e wonder van Lourdes. Een unicum, want sinds de Heilige Maagd in 1858 aan het herderinnetje Bernadette Soubirous verscheen, zijn er al meer dan 7.000 onverklaarbare genezingen gemeld. De Kerk gaat dus zorgvuldig te werk. Dat moet ook wel, want de integriteit van ’s werelds belangrijkste genadeoord staat op het spel. Lourdes mag geen religieus pretpark worden.
Het mysterie en de bekoring van Lourdes heeft tal van schrijvers en filosofen beziggehouden. In zijn in 1894 publiceerde dagboek Lourdes verbaasde atheïst Émile Zola zich vanuit een kritisch perspectief over de vele souvenirwinkels en het soms absurde verlangens naar wonderen. Zo werd zelfs het lijk van een zojuist overleden man fluks in een bad met Lourdeswater ondergedompeld, in de hoop dat de dode daardoor weer blijmoedig zou opstaan. Zola’s katholieke tijdgenoot Joris-Karl Huysmans ergerde zich aan dat dagboek en schreef in 1906 als tegenreactie Les foules de Lourdes, waarin hij op meeslepende wijze vertelt over de zuivere Mariaverering en de opofferingsgezindheid van de vele vrijwilligers.
Nu, ruim honderd jaar later, zijn de meningen over Lourdes nog altijd verdeeld. In 2001 ging ik er voor de eerste maal naartoe. Opgewonden, want ik had een fijne katholieke jeugd gehad, en dat had ertoe geleid dat ik Lourdes als een soort voorportaal van de hemel was gaan zien. Na Toulouse begon het landschap al aan heiligheid te winnen. Bij Tarbes gaf ik nog was gas erbij en moest ik me inhouden om niet ‘We zijn er bijna’ te gaan zingen. Maar toen we eindelijk Lourdes binnenreden, ontwaakte ik uit mijn zoete droom en werd ik geconfronteerd met de werkelijkheid: flatgebouwen, verkeersdrukte, getoeter, pizzeria’s, morsige shoarmatenten en een wildgroei aan hotels. Wat een ellende. Had ik daar nou ruim 1.400 kilometer voor gereden?
Op 16 juli 1951 boekte wielrenner Wim van Est een etappezege in de Tour de France en pakte hij meteen het geel. Maar de pret was van korte duur, want de volgende dag reed hij tijdens de afdaling van de Col d’Aubisque het ravijn in. Hoewel hij zeventig meter naar beneden viel, bleef hij vrijwel ongedeerd. Huilend van de schrik werd hij aan een keten van aan elkaar geknoopte fietsbanden weer omhoog getrokken.
De firma Pontiac, die de horloges voor het Nederlandse wielerteam had gesponsord, wendde het mirakel aan voor een advertentiecampagne met de klinkende slogan ‘Zeventig meter viel ik diep, mijn hart stond stil, maar mijn Pontiac liep …’
Een plaquette op de Aubisque verwijst nog steeds naar de legendarische valpartij. De totaal verwrongen fiets van Van Est is te zien in het Nijmeegse fietsmuseum Velorama.
We namen onze intrek in een knus hotelletje aan de oevers van de Gave en begaven ons naar het heilige der heilige: de grot van Massabielle, waar de verschijningen hadden plaatsgevonden. De weg erheen was een aaneenschakeling van devotie dodende souvenirshops. Toen we echter bij de grot waren aankwamen, werd alles anders. Honderden gelovigen trokken langs het Mariabeeld in dezelfde nis waar in 1858 ook de Heilige Maagd had gestaan, toen zij Bernadette de boodschap ‘Que soy era Immaculada Councepciou’ (Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis) had toevertrouwd. Er werd gebeden en gezongen. Iedereen brandde kaarsen en tapte Lourdeswater in jerrycans. Was het gekte? Massahysterie? Nee, dit zat veel dieper. Dit appelleerde aan de hardgrondige behoefte van de mens aan liefde en steun. Aan hulp en hoop, aan troost, aan erkenning en diepgang.
Het hoogtepunt volgde toen de zon al enige tijd was ondergegaan en plaats had gemaakt voor serene duisternis. We voegden ons bij de menigte die op de trappen van de Rozenkransbasiliek stond te wachten op misschien wel de indrukwekkendste vertoning die ik ooit heb aanschouwd: de avondprocessie. Nog nooit had ik zoveel verpletterende devotie gezien: duizenden zielen, gedreven door een rotsvast geloof, velen in een rolstoel, maar de meesten te voet. Een zee van kaarsen. Iedereen zong het Ave Maria, aangemoedigd door de vele speakers langs het parcours. Het was een heilig moment waar geen eucharistieviering tegenop kan.
Toch waren het niet de beroemde bergpassen die mij naar het achterland van Lourdes lokten, maar het Cirque de Gavarnie, een groot keteldal dat sinds 1997 op de werelderfgoedlijst van UNESCO prijkt. Vanaf mijn uitvalsbasis in Argelès-Gazost, 15 kilometer onder Lourdes, is het een mooie rit van zo’n 50 minuten. Je komt langs Pierrefitte-Nestalas met z’n indrukwekkende mairie, de Gorges de Luz en Luz-Saint-Sauveur, waarna je pas echt de bergen in gaat, richting wintersportplaats Gèdre en uiteindelijk Gavarnie.
Daar aangekomen kunnen we aan de wandeling beginnen naar het Cirque, dat afgesloten wordt door een steile rotspartij van maar liefst 1.500 meter hoog, die als een onneembare hindernis de grens met Spanje afbakent. Ondanks dat het hoogzomer is, waait er een gure wind in het dorp. Die neemt af zodra we in het dal aankomen en de weg volgen die naar l’Hôtellerie du Cirque voert. Volgens de folder van het plaatselijke office de tourisme is het een balade familiale, een gemakkelijke wandeling dus. Maar verkijk je daar niet op, want het is toch nog ruim een uur sukkelen over een stijl en ongelijk pad met grove stenen om bij het hotel te komen. Sommigen hebben het beter bekeken en hebben in het dorp een paard of een ezeltje gehuurd om de tocht zittend af te leggen.
Terwijl het Cirque de Gavarnie en zijn fascinerende waterval – met een hoogte van 422 meter de hoogste waterval van Europa – dichterbij komen, voel je gaandeweg een verstilling opkomen. Alsof de omgeving je uitnodigt tot inkeer en bespiegeling. Eigenlijk dezelfde sensatie als in Lourdes, maar dan ingegeven door de stilte en de verlatenheid, die als een spirituele wolk over dit reusachtige groene amfitheater hangen. Opnieuw een heilig moment in dit toch al zo mystieke gebied.
Als we dan eindelijk l’Hôtellerie du Cirque hebben bereikt, staan we voor de keuze: nog drie kwartier verder stappen tot aan de voet van de Grande Cascade of toch maar terugkeren. We besluiten dat laatste te doen, want ik heb onderweg al twee wandelaars met een verzwikte enkel zien pauzeren. Zelfs de nabijheid van Lourdes kan me niet afbrengen van de gedachte: voorkomen is beter dan genezen.